Vanwaar zal mijn hulp komen?
"Ik hef mijn ogen op naar de bergen: vanwaar zal mijn hulp komen? Mijn hulp is van de HERE, die hemel en aarde heeft gemaakt. Hij zal niet toelaten, dat uw voet wankelt, uw Bewaarder zal niet sluimeren. Zie, de Bewaarder van Israel sluimert noch slaapt."
(Psalm 121:1-4).
Sinds een dag of 10 zijn er mannen aan de slag in ons huis. Er worden 2 badkamers (ja 2 ojee) gerenoveerd. Meestal zijn zij met z'n tweeën. Dat geeft een hoop extra werk voor degene die thuis is en dat ben ik over het algemeen. Mijn echtgenoot werkt buitenshuis.
Ik voorzie de mannen van koffie, thee, melk, koekjes en soms zelfs een heerlijk eigengemaakt soepje.
De badkamer boven vordert gestaag en het ziet er al zeer mooi uit. Ze kunnen wat, die kerels. Zij fluiten en zingen al werkend met de muziek mee, die uit de zelf meegebrachte bouwvakkersradio komt. Onderling hebben zij de nodige geintjes en hoor ik korte proza, gezang en declameren ze er op los.
Zoals: "Voor een duit, haal ik hem er uit." En ook: "Kleine, geile teddybeer." Ik lig daardoor regelmatig in een deuk, want na de kleine geile teddybeer gaat het dan over "lieve kijkbuiskinderen."
Ze denken natuurlijk, dat ik, ver weg beneden, niets hoor en versta. Dat is meestal ook zo.
Maar achter mijn laptop, boven in de praktijkruimte, hoor ik het luid en duidelijk. De praktijkruimte grenst aan de badkamer.
We hebben summier contact. Ik blijf "mevrouw" en "U." Voor mij zijn het Piet en Gerrit.
Piet en Gerrit zijn erg blij met de kersenbonbons, die ik tussen de koekjes in de trommel op tafel heb gelegd. Die zijn steeds het eerst op.
Ik heb Shamballa gestuurd naar de situatie van de verbouwing met de intentie, dat het allemaal makkelijk en aangenaam verloopt, voor zover het in overeenstemming is met de Goddelijke wil. Af en toe vertel ik de mannen een klein meegemaakt wondertje in het kader van Shamballa. Ze glimlachen dan vriendelijk en welwillend.
In de tweede week was Piet er een paar dagen in zijn eentje wegens ziekte van drie collega's. En op woensdag gebeurde het.
We hadden in die paar dagen toch wat persoonijke zaken uitgewisseld. Bijvoorbeeld over zijn gezin en zijn werk als rugbytrainer. Maar het bleef "U."
Tijdens het bakkie thee ( hij koffie, die man moet wel helemaal bruin zijn van binnen), wreef ik lichtjes in mijn gezicht en over mijn ogen. Zo'n gebaar van "hè, hè, ik ben moe."
Direct daarop ging mijn linker oog erg prikken, steken en tranen. Ja hoor, ik had de lens verplaatst. Die was er niet uit, dat voelde ik goed. Maar omdat het nogal pijnlijk was, besloot ik de lens er uit te halen. Piet leefde mee. Ik vond het gênant en vertrok naar de badkamer beneden.
Nou...geen lens te bekennen. Nadat ik de rechter lens er uit had gehaald, zette ik mijn bril op.
Ik kon ook wel redelijk zien met het linker oog door de bril, wat er voor pleitte, dat de lens er uit was. Waar wás ie dan? Zoeken...
Op de tafel, in de kol van mijn trui, aan de mouw misschien? En Piet leefde nog steeds mee, terwijl hij met een emmer water uit de bijkeuken kwam en meewarig keek naar het tranen van mijn linker oog.
Terwijl hij naar de trap in de hal liep, zei hij: "Heeft u een oogbadje? Even spoelen wil misschien wel helpen."
Jaaaaaaa een oogbadje! Er was eentje van mijn man in het keukenkastje.
Helaas mocht het spoelen niet baten. Wat ook een geklieder zeg.
Ik belde de lenzenspecialist in Groningen Stad, die mij vertelde geheel volgeboekt te zijn voor de rest van de middag. Advies: bel de huisarts. Tja....die is er niet op woensdagmiddag.
Ondertussen was het 16:00 uur. Dus belde ik de huisartsenpraktijk in het nabijgelegen dorp.
Of ik er nog kon zijn vóór 17:00 uur! Hurry, hurry.
Voor de deur stond onze 2de auto. Een grote luxe zou je zeggen, maar ik kreeg deze auto meestal moeilijk zo niet aan de praat.
De inmiddels geheel grijs van het stof uitziende Piet, bood aan de auto voor me te starten. Dat voelde niet fijn voor mij. Zelfstandige vrouw toch zeker?!
Maar het moet gezegd, de auto startte in één keer. Dat was in deze situatie wél geweldig.
Piet vertrok ook meteen in zijn busje naar de zaak.
Ik toog naar de huisartsenpraktijk verderop en reed met mijn traanoog een afslag te ver. Dus draaide ik de auto, wachtte voor de provinciale weg tot ik er linksaf op kon rijden.
En toen gebeurde het.
De motor sloeg af en ik kreeg de kar niet meer aan de praat.
Stelt u zich voor: een aardig vrouwtje in een grote auto, stilstaand voor haaientanden, spitsuur, claxonnerende automobilisten achter haar, alarmlichten aan, nijdige en geërgerd kijkende automobilisten die haar met een bochtje voorbij stoven en een blik van minachting de auto in slingerden.
Ik was koud, steenkoud. Traanoog, wiebelend want oh wat moest ik plassen.
Goed, ik belde de huisartsenpost en legde de situatie uit. Ik kon niet voor 17:00 uur arriveren. Daar heb ik trouwens 3 telefoontjes voor gepleegd, omdat de verbinding steeds halverwege het gesprek werd verbroken. Vervolgens nog met mijn echtgenoot kunnen bellen. Hij zou komen, maar het duurde wel een half uurtje voor hij er kon zijn.
Houd moed wijfie.
Nou moet ik zeggen dat ik, de ergernis en frustratie van andere weggebruikers ten spijt, relaxed, vredig en in harmonie in die auto zat. Jammer, dat het zo koud was, verder was het eigenlijk wel lekker rustig. Kon geen kant op, wilde ik ook niet. Geniet er maar even van.
Ze reden me links en rechts voorbij. Eentje, slechts ééntje keek even naar binnen, nam gas terug en maakte een gebaar met duim en pink bij zijn oor en mond. Oh, of ik heb kunnen bellen. Jaaaa, geregeld hoor. Ik zag hem een zucht van verlichting slaken. Wat een schat!
Na 20 minuten, ja echt 20 minuten, in wachtstand hebben zitten bibberen van de kou kwam bij me binnen, dat ik iets kon DENKEN en DOEN. Ach ja, de kracht van de gedachte! Ik dacht: "Van waar zal mijn hulp komen?" Thema bij de uitvaart van een bekende 3 jaar geleden.
Ik riep ze allemaal aan. Dat was wat ik DEED. Om te beginnen mijn persoonlijke gids Kees, The Lords and Ladies of Shamballa, de Engelen en Aardsengelen van Liefde en Licht en ga zo maar door. En ik wist zeker, dat ze er eerder zouden zijn, dan mijn man.
Nog geen 5 minuten later zag ik ze aan komen lopen. Ja...lopen. Recht voor me en recht op mij af. Ze staken de provinciale weg over. Twee mooie grijze Engelen. De handen in de zakken en de vleugels op IN-STAND.
De ene Engel wilde achter het stuur zitten en de andere Engel gaf aanwijzingen. Ze overlegden, dat het een lieve lust was. Ik stond erbij en keek er naar. Naast de auto. De ene Engel dus achter het stuur en de ander ging duwen. Ik mocht ook duwen. Zo werd de auto over het kruispunt geduwd en sloeg de motor aan.
"Ga maar gauw naar de huisartsenpost en laat later de accu maar even nakijken" zeiden ze.
De Engelen stapten weer in het busje en zwaaiden: "tot morgen mevrouw."
Terwijl ik instapte zag ik een derde Engel langszij komen. In onze andere auto.
Alida P.B
juni 2020
Wilt u reageren? Vul dan onderstaand formulier in en klik op "Verzenden".